De eerste keer dat ik op Kraggenburg was, was tijdens zo’n zwerftocht door de Noordoostpolder. Als er ergens in de polder een bom was gevallen in de polder, dan ging je als jongens daar naar toe en dan vond je wat bomscherven. Toen waren we ook dichtbij Kraggenburg. Het werd bewoond door een arbeider en zijn gezin. Hij werkte op de proefvelden die op de dijk De Voorst-Kadoelen waren aangelegd. Dat was een heel breed dijkvak. De specie uit de vaargeul hebben ze hier tegen de dijk of achter de dijk opgebracht. Daar hebben ze toen proefvelden gesticht. Achteraf bekeken is dat volgens mij helemaal niet juist geweest, want als je voor zo’n nieuwe polder proefvelden wilt hebben, dan moet je dat op poldergrond doen en niet op opgespoten grond. Maar goed, het is toen toch zo gedaan.
De arbeider en zijn gezin waren geloof ik afkomstig uit het Land van Vollenhove. Er was ook opslag van zaaizaden en dergelijke. Wij kwamen daar als jongens op een zondagmiddag en, ja, die mensen woonden daar ook heel eenzaam, en die zeiden:
"Jongens, kom maar binnen. Mag je boven in die toren kijken."
Dus wij naar dat lichtkoepeltje toe. Ja, dat was een aparte belevenis.