In 1942 gingen we wonen in een woonark die in Vollenhove lag. We kregen twee zakken tarwe mee en met een molentje maalde ik dat om zelf brood te bakken. Mijn man ging op de fiets naar de polder en werkte eerst met de schop en later met paarden en ossen die de machines trokken in de polder. Hij werd al gauw bedrijfsboer en kreeg een van de eerste cultuurboerderijen toegewezen, links aan de Lindeweg.
We verhuisden in 1943, vlak voor de kerst, naar de boerderij. De Lindeweg was nog niet klaar, het huisraad werd eerst met paard en wagen vervoerd en daarna overgeladen op de lorries en zo naar de boerderij gebracht. Er was nog geen elektrisch, geen kasten en er moest nog geverfd worden. Maar mijn man wilde graag bij het werk wonen. Vanuit deze boerderij werd 500 hectare ontgonnen om in de toekomst verpacht te worden. Tegenover de boerderij was het kamp Zwolse Vaart, waar de arbeiders woonden die in de polder werkten.