Er was geen elektriciteit. We stookten op kolen. Maar de huizen hadden wél bedrading en alles. Daar kon je lampen aan ophangen. Maar er was geen stroom. Alleen dokter Jansen had stroom, met bovenleidingen. Die stonden voor de deur, zo naar zijn huis. Wat we allemaal deden: die twee draden aan die hoge masten, daar pikten wij 's avonds een draadje van en dan hadden we stroom binnen. Met een tangetje deed mijn man dat. Als hij dat gedaan had, ging het naar de volgende brievenbus. Die zagen het tangetje vallen en deden het zo ook. Zo hadden wij stroom. Dat moest binnendoor op de meter. Er was van de IJsselcentrale een man in de polder, die kwam meter opnemen en die meter liep natuurlijk door. Hij zei:
"Nou, ik zal maar een beetje minder schrijven."
Een keer was het echt een beetje te gek. Toen had ik de meter versteld. In plaats van vóór, liep hij toen achter, dus de meteropnemer riep:
"Hé, ik had de vorige keer méér Kilowatt dan nu!"