Ik heb de lagere school doorlopen en had een ontzettend goed rapport. Van de dertien vakken had ik voor tien vakken een 10 en voor drie vakken een 9. Toen werd mijn vader naar school geroepen, want toentertijd kon je een beurs krijgen om in Nederland te gaan studeren. Dat was de overeenkomst tussen Nederland en Suriname. Dat was in 1958. Er werd op school met mijn vader gesproken. Maar ja, mijn vader had de financiën niet om mij te naar Nederland te sturen. Dat heb ik achteraf gehoord. Ik wist wel dat er gesproken was over een beurs, maar mijn vader kon het niet betalen. Er waren zoveel kinderen, dat was moeilijk. Daarom heeft mijn vader tegen de leraar gezegd: “Nee, het zal niet aan. Ik kan het niet betalen.”
Toen heeft mijn vader met mij gesproken: “Wat wil je gaan doen?” Omdat ik het beroep van mijn vader zo mooi vond, heb ik tegen mijn vader gezegd: “Dan ga ik naar de technische school en dan ga ik naar de afdeling Timmeren.” Dus, op de technische school ben ik geweest in de Houtbewerking, afdeling Timmeren, en op dat gebied heeft mijn vader me ook veel geleerd. Toen ik geslaagd was, kon ik gelijk aan de slag. En buiten dat, heb ik ook een opleiding Bouwkundig Tekenaar gedaan. Dus kon ik beide vakken combineren om te kunnen werken. En daar heb ik in mijn leven veel profijt van gehad.
Omdat ik veel tekende, kon ik ook op het werk – ik was voorman met 23 man – tijdens de bouw nog heel veel corrigeren. Dat heb ik gedaan vanaf 1966. Ik ben weggegaan bij de Centrale Markt, omdat ik gevallen was en ben in een timmerwinkel gaan werken. Toen ben ik bij een ander bedrijf terechtgekomen, daar had ik de timmerwinkel, buitenbouw en alle bouwwerken. En daar heb ik dan veel van de grootheden in Suriname leren kennen, allemaal bekende namen.