Ja, ik heb de hele polder zien groeien. Je kunt wel stellen dat ik een groot aantal van de boerderijen in de polder heb zien opbouwen, van schokbeton. De ene dag stond er niks en de volgende dag stond er in één keer een schuur. En ja, dan moest er begonnen worden aan de woning die er bij moest. Maar die schuren: de spanten en wat platen er omheen en ze hadden weer een bedrijf. Dat was gewoon doorlopende voorstelling. Dat kwam allemaal van Kampen, van Schokbeton. Dat werd met vrachtauto’s aangevoerd, een kraan er bij, en dat was voor die jongens een fluitje van een cent. Die konden dat met de ogen dicht, want die deden alle dagen een schuur hè. […]
Je kunt aan de schuren zien hoe groot de bedrijven zijn, want daar zit verschil in. Je hebt de 12 bunder, je hebt 18, 24, 36, 48. Dus daar zit verschil in, ook in de bouwwijze en ook of het landbouw of veeteelt was. Veeteeltbedrijven hebben namelijk een verbinding tussen woonhuis en schuur. Dan is het schuurtje eigenlijk een tussenstation tussen woning en het bedrijf, terwijl dus de landbouwbedrijven losstaande woningen hebben. Dus daar kun je aan zien wat het is.
Bron: Landschapsbeheer Flevoland. Interview met de heer A. Roorda door Anke van Zwoll op 5 april 2012.