Gedurende de oorlog had mijn vader een motordriewieler, dus voor twee wielen en achter een wiel. En dat was het middel van vervoer. […] Daar had hij een vergunning voor, ja van de Duitsers, geregeld door meneer Siebrand. Want het probleem was dat je in Kampen, als je dus naar de polder wilde, over de IJsselbrug moest en daar had je een vergunning voor, daar werd gecontroleerd. En wie geen vergunning had kwam er niet overheen. (…) Die (vergunning) had hij nodig om in de polder de arbeiderskampen van voedsel te voorzien, groente, en fruit, in mindere mate.
Aardappels waren in de polder voorhanden. Maar groente kwam dus van de veiling in Kampen en dat werd dus op die manier geregeld. En dat was een heel circuit, want het mocht natuurlijk niet bekend zijn. Alhoewel ik denk dat de Duitsers het wel geweten hebben dat er veel meer mensen in die polder waren dan dat er op papier stonden. Want er zaten onderduikers en die moesten ook gevoed worden. En daarvoor hadden ze op de Kamper Veiling in IJsselmuiden een systeem bedacht met bepaalde tuinders.