Lindenbergh vertelt: "Prof. Groenman heeft ons [de Directie] verteld dat bedrijfsgrootte ook een eigen bedrijfsstijl met zich meebracht. We gingen er dus van uit dat die boeren van 12 ha op een andere wijze zouden gaan boeren dan de boeren van 48 ha. Bij die van 12 ha lag de kracht in hun eigen werkkracht en bij de grote boeren was het meer het ondernemerschap. En daarom zeiden we als Directie we moeten de boeren niet bij elkaar plaatsen, als ze komen dan moeten we ervoor zorgen dat ze verspreid worden over de polder, maar ook tussen andere mensen in, tussen de pioniers en tussen de vrije pachters, kortom niet alle Walcherse boeren bij elkaar, want dan zal het waarschijnlijk een groep worden die helemaal probeert Walcheren in de polder te handhaven en dan zullen ze zich niet acclimatiseren en dan zullen ze niks overnemen van een ander, dus laten we beginnen met al die Walcherse boeren te spreiden ... en dat hebben we zoveel mogelijk gedaan. Soms ook weer niet te ver uit elkaar. Die kleinere bedrijven bij Marknesse die lagen aan de Voorsterweg en aan de andere kant van Marknesse, dus ze lagen niet bij elkaar. Afstanden zijn er natuurlijk niet, maar ze zaten niet bij elkaar. En ik geloof dat dat heel goed geweest is en dat ze daardoor gedwongen werden met andere mensen om te gaan die niet alleen op een andere wijze het boerenbedrijf uitoefenden, maar ook anders dachten over een heleboel zaken."
Volgens Lindenbergh droeg dit beleid ook bij aan het integreren van de Walcherse boeren in de Noordoostpolder.
Bron: Batavialand, Project Zeeuwse pachters in de Noordoostpolder, Interview van Dirk Jan Wolffram met A.G. Lindenbergh, 22-03-1994 te Zwolle.