Lindenbergh heeft bijna veertig jaar van zijn leven gewijd aan het Zuiderzeeproject. Hij was betrokken bij de inrichting van de Proefpolder Andijk, de Wieringermeer, de Noordoostpolder en Oostelijk Flevoland. De Noordoostpolder vond hij heel belangrijk: "Dat was een hele brok werk".
In de Noordoostpolder was hij belast met de selectie van de pachters. In de Wieringermeer was hiermee al ervaring opgedaan, maar de methode werd in de NOP zo geperfectioneerd dat hij overdraagbaar was op anderen. "Je kon het namelijk niet in je eentje doen". Anderen moesten worden opgeleid tot selecteur en de Wieringermeer was in dit opzicht een proefpolder voor de Noordoostpolder. Je wist immers ook niet hoe het moest omdat dit nog nergens gebeurde.
Lindenbergh vertelt dat een medewerkster van de Stichting voor het Bevolkingsonderzoek in de drooggelegde Zuiderzeepolders hem ooit heeft verteld dat er in de Peel ook een selectie had plaatsgevonden [dat was Roxana Chandali voor haar artikel in het eerste Cultuur Historisch Jaarboek voor Flevoland], maar daar is Lindenbergh niets van bekend.
Lindenbergh vertelt dat de selectiemethode al doende ontwikkeld werd: "En dat kon je natuurlijk omdat er gegadigden waren"... "als je dat vergelijkt met de eerste uitgifte in de Wieringermeer van 1934,'35 toen waren er weinig gegadigden. Ik ben nog op stap geweest om mensen te vragen om alsjeblieft in te schrijven want dan konden we tenminste een goede keuze maken."
Maar ja in de Wieringermeer "was alles nog nieuw, publicaties waren er nog niet, mensen lazen er minder over en toen de uitgifte er was leek het of de mensen er van schrokken van 'zouden we wel inschrijven of zouden we niet inschrijven'. En toen waren er dus heel weinig inschrijvingen. Toen het eenmaal op gang kwam stroomden de mensen toe en naarmate er meer sollicitanten zijn kan je selecteren".