De uitvoerder heeft mij toen gevraagd of ik uitvoerder wilde worden bij de Grontmij. Ik had mijn zinnen eenmaal op de cultuur gezet als uitvoerder moest je dan in heel Nederland inzetbaar zijn, ook op Schiphol - overal waar grondwerk was.
Ik werd toen ploegbaas op een landbouwbedrijf. Het eerste halfjaar liep erg stroef. De verhouding met de opzichter was niet erg goed. De man was wispelturig en zenuwachtig en het was voor mij allemaal nieuw. In de oogsttijd vloekte hij mij uit waar het werkvolk bij stond, ik werd vreselijk kwaad en greep hem bij de keel. Hij zei: "Ik zal dit nooit weer doen." Wij hebben elkaar de hand gegeven. Nadien ging het heel goed, de verhouding was toen toen prima.
Na een jaar moesten de eerste ploegbazen overgeplaatst worden naar een ander bedrijf. Ik had wel willen blijven, want het ging erg goed. Bij de andere opzichter ging het heel goed, daar heb ik met plezier een jaar gewerkt. Deze opzichter bemoeide zich nergens mee maar wel met veel overleg. Hij zei: "Als het fout loopt zeg ik het wel", en dat is nooit gebeurd.
In de nazomer van 1949 op 20 september ben ik getrouwd. Ook in het najaar van 1942 vroeg de Directie of ik opzichter wilde worden. Tegelijkertijd kon ik bedrijfsleider worden op 48 ha. Ik heb toen voor opzichter gekozen. Ik ben toen benoemd op een cultuurbedrijf van 800 ha aan de Zwartemeerweg onder Kraggenburg. Vier jaar ben ik opzichter geweest, ik vond dit een prachtbaan, ik heb dat met veel interesse en animo gedaan. De verhouding met mijn bazen was prima. Ik kon toen heel zelfstandig mijn werk doen. Het was een veelzijdige baan want naast het landbouwwerk vielen diepploegen en pinken inscharen (700) er ook onder. In deze vier jaren zijn onze eerste drie kinderen geboren.