Wij kregen problemen met de bestemmingsplannen die wij gemaakt hadden voor alle dorpen, waarin dus een ontwikkeling voorzien was die ook was gericht op het ontwikkelen van de dorpen. En natuurlijk was de hoofdzaak de ontwikkeling van Emmeloord. Dat moest een centrale rol spelen. Dat paste natuurlijk niet in het beleid van Overijssel. Ik had toen ruimtelijke ordening in mijn portefeuille. Ik herinner me nog dat wij toen de vraag stelden:
“Hoe krijgen we die bestemmingsplannen goedgekeurd?”
En toen heb ik een afspraak gemaakt met de gedeputeerde die erover ging. Toen kwam ik daar en ik weet nog goed: er zat zo’n tien man met de gedeputeerde aan het hoofd, en wij kwamen met drie mensen om te vertellen hoe wij het zagen. En toen was al heel snel mijn conclusie:
“Hier komen we nooit uit!”
Want er werden allerlei vragen gesteld van de afdelingen die erbij betrokken waren; die waren vertegenwoordigd in die groep ambtenaren. Ja, dan kun je geen zaken doen.
Ik heb toen voorgesteld de zitting op te heffen en er later in een persoonlijk contact met de gedeputeerde nog eens verder over te praten. Dat is toen gebeurd. Toen heb ik een plezierige samenwerking opgebouwd en gezegd hoe wij er tegen aan keken. Toen is er langzamerhand een relatie ontstaan waarbij Overijssel de bestemmingsplannen goedgekeurd heeft.