De verhouding tussen ons en de Urker gevangen was ‘Urkers onder de Urkers’. Maar ja, je mocht niks van ze aanpakken. Dat gebeurde ook zeker niet. Een broer van Luut van Bonsien zat er ook: Geert. Die was in Zwolle politieagent geweest. Nog een leuk geval: ze moesten aardappels sorteren in het aardappelhok en Geert kreeg ruzie met Luut. En hij zat zijn broer Luut uit te schelden voor ‘smeerlap’ en wat al niet. En ik zei tegen Geert: "Geert, vertel mij nou eens waarom je zo obstinaat bent." Hij zei: "Dat komt, mijn vrouw komt en ik weet niet of ik haar dan spreken mag." Dus ik zei: "Ik zal ervoor zorgen dat jij je vrouw krijgt te spreken."
Zijn vrouw kwam met de vlet van Albert Jut, want er was nog geen weg. Dus ik liep naar haar toe en zei: "Ga maar in dat aardappelhok, dan zal ik zorgen dat jij hem krijgt te spreken. Maar let erop: geen gekke dingen, hoor." Ik bedoelde daarmee dat ze geen dingen moesten doen die niet mogen. Dus ik riep Geert en zei dat hij aardappels moest sorteren. En ik zei tegen hem: "Denk erom, niks tekenen, al wil je vrouw dat wel. Ik waarschuw je: doe dat niet, anders loop ik gevaar." Ik had zomaar toch een beetje een band met Geert. Dus hij in die barak en ik stond buiten onder dat raam te luisteren. En inderdaad: zijn vrouw probeerde hem over te halen om iets te tekenen. En Geert zei: "Dat doe ik niet, want dan loopt die jongen gevaar en daar begin ik niet aan." En dat vond ik toch mooi van hem.