Je stond te kijken op de haven toen ze weg moesten. Het was op een zondag. Er was toen geloof ik ook geen kerk, want ze moesten allemaal naar Amsterdam met die botters. Ja, toen liep alles in de war natuurlijk, dat kun je wel nagaan. Er was een politieagent, rijksveldwachter Greven, die omriep dat de botters naar Amsterdam moesten. Daar zijn ze op het IJ gelegd, want ze waren bang dat er watervliegtuigen zouden landen. Een hoop mensen stonden toen te kijken op de haven, want hun jongens of hun man moesten er mee weg. De oude botters die niet meer visten lieten ze drijven buiten de haven.
Het was Pinksterweekend en de meisjes die buiten Urk dienden, waren op Urk. Mijn vrouw ook, want ze vertelde nog wel eens dat het toen zo koud was, die Pinkster. Wind uit het oosten, o, toen was het zo koud. Ze warmde dan eerst haar handen boven het petroliestel, voordat ze de spelden van haar hulle [muts van gaas met rand van gele kant die over oorijzer gedragen wordt door vrouwen in Urker klederdracht, red.] vast deed. Ja, dat is zo, ja!