Kijken we naar de grootte van de polders, dan is waarschijnlijk onze polder Flevoland met een totale oppervlakte van 97.000 hectare de grootste. In 1956 werd de dijk van Oostelijk Flevoland gesloten en in 1968 de dijk van Zuidelijk Flevoland. Via de afsluitbare openingen in de Knardijk ter plaatse van de kruising met de Lage Vaart en de Hoge Vaart staan de twee delen van de polder nu open verbinding.
Na gereedkomen van Zuidelijk Flevoland was de Knardijk een zogenaamde slaperdijk, die door het sluiten van de keersluizen in geval van een calamiteit als regionale kering functioneerde. In 2016 heeft provincie Flevoland, op advies van het waterschap Zuiderzeeland, echter besloten om de functie van de Knardijk als regionale waterkering te laten vervallen. Wel heeft de Knardijk nog een zogenaamde evacuatiefunctie, wat inhoudt dat bij een eventuele overstroming van het ene deel van Flevoland het instromende water voldoende wordt vertraagd om het andere deel van Flevoland tijdig te kunnen evacueren.
Het eerste inpolderingsproject in Europe was waarschijnlijk de inpoldering van het Copaïsmeer in Griekenland in 1300 voor Christus. Dit meer lag ten noordwesten van Athene in een depressie op 95 meter boven zeeniveau. Het werd gevoed door regenval en door het water van de rivieren Boeotische Cephisus en Melas. Door 23 natuurlijke grotten stroomde het overtollig water van het Copaïsmeer over ongeveer drie kilometer naar de zee af.
Het water van de rivieren werd omstreeks 1300 v. Chr. omgeleid door een 25 kilometer lang kanaal naar een ondergrondse doorgang. Het land dat daardoor droogviel werd ingepolderd, omgeven door dijken, voorzien van watergangen en in cultuur gebracht. Het systeem raakte echter in verval. In de periode 334-331 v. Chr. is een poging gedaan om het weer ontstane meer opnieuw in te polderen, maar deze poging schijnt te zijn mislukt. Uiteindelijk is in de periode 1886-1887 20.000 hectare van het Copaïsmeer opnieuw ingepolderd.
De hoogste polder in Europa is waarschijnlijk het ingepolderde Lago di Fucino in de Abruzzen, Italië. Dit meer ligt op 668 meter boven zeeniveau. Het meer had oorspronkelijk een wisselende oppervlakte van ongeveer 14.000 hectare en zorgde regelmatig voor overstromingen in het omringende land. Op initiatief van de Romeinse keizer Claudius I is in de eerste eeuw n. Chr. de oppervlakte van het Lago di Fucino door het graven van een 5,6 kilometer lange tunnel teruggebracht tot ongeveer 9.000 hectare. Door daarbij later een 4,5 kilometer lang kanaal te verlengen en verdiepen werd de oppervlakte van het meer verder teruggebracht tot ongeveer 5.700 hectare. Alle pogingen om het meer in te polderen waren echter tevergeefs.
Tussen 1852 en 1862 werd langs dezelfde route als de door de Romeinen aangelegde tunnel een grotere tunnel gemaakt. De werkzaamheden om het meer in te polderen zijn toen met succes gerealiseerd door prins Alexandro Torlonia. De inpoldering van het meer begon in 1862. In 1870 was de nieuwe tunnel voltooid en waren de werken voor de inpoldering gereed.
De diepste polder in Europa is de Lammefjordpolder in Denemarken. In deze kustpolder van 5.600 hectaren ligt het laagste deel op 7,50 meter beneden zeeniveau. Deze polder is in de periode 1873-1875 met inbreng vanuit Nederland bedijkt en aangelegd achter een 2,4 kilometer lange zeedijk in een estuarium.
De laagste polder in Europe ligt waarschijnlijk in de delta van de Wolga bij de Kaspische Zee. Het is moeilijk om vast te stellen hoe laag deze polder precies ligt, maar het moet in de buurt van 27 meter beneden zeeniveau zijn.
Tussen deze uitersten aan polders ligt een veelvoud aan andere polders. Onze voorouders hebben deze vaak onder zeer moeilijke omstandigheden gerealiseerd. Voortdurend zorgvuldig beheer en onderhoud, en verbetering van de waterbeheersingssystemen en de voorzieningen ter beperking van overstromingen zal noodzakelijk zijn om de polders in een goede op de tijd afgestemde toestand te houden.