De bedrijven [in Oostelijk Flevoland] waren te klein. […] Er werd van de Rijksdienst uit gevraagd of we niet weg wilden. Dan konden twee anderen bedrijven vergroot worden. […] Ze waren al verschillende jaren bezig om de bedrijven wat groter te maken, maar dat was moeilijk. Er wilde zowat niemand weg, want de ene had net een koelcel gebouwd en de ander had geen opvolgers. Toen kwamen ze rond 26 oktober van de Rijksdienst bij ons of wij niet wilden gaan.
“Denk er maar eens rustig over na, maar op 1 november – dat was een maandag - moeten we het weten, want dan moet de rentmeester met een panklaar plan naar Den Haag.”
Nou ja, dat was wel een beetje een onrustig weekend. Maar ja, iedereen zei wel: “Laten we het maar doen.” En toen hebben we “ja” gezegd. Dat ging door.
We zijn eerst aan de Sterappellaan [gaan kijken], daar lagen nog een paar kavels vrij. Maar daar hadden ze ook weer andere plannen mee, want daar is die naaktcamping gekomen. Dat ging toen ook niet door. Hier langs de Roerdompweg was het ook nog niet helemaal écht verkaveld. Met de zendmasten waren ze achter bezig, maar toen konden we hier komen. Maar hoe groot het zou worden? Er was wel gezegd: “Het is minimaal 20 hectare.” Maar hoe groot precies, dat wisten ze ook nog niet.