Als mijn moeder ons vroeger in Amsterdam naar school bracht, dan liep ze weer terug over de Albert Cuyp. Mijn overgrootmoeder woonde drie hoog op de Albert Cuyp en het was daar natuurlijk supergezellig. Toen kwam ze hier en het was gewoon een verschrikkelijk groot gat: alles zand en dan moest ze op de fiets. Ik moest toen op zwemles en was in de Agora. Mijn moeder was ook helemaal niets gewend. Zwemles was vóór schooltijd. Maar mijn moeder had de dag ervoor met een buurvrouw alvast de route gefietst en zou de volgende ochtend met mij op de fiets naar de Agora toe gaan. Die ochtend had echter gesneeuwd en dus kon zij niets meer terugvinden. Toen moest ze op zo’n vouwfietsje en ik achterop, ja, dat vond ze echt verschrikkelijk. Het eerste jaar heeft mijn moeder wel erg veel heimwee gehad. Mijn vader werkte natuurlijk gewoon en, ja, wij hadden het natuurlijk wel naar onze zin met het buitenspelen in de ruimte. Mijn moeder heeft wel moeten wennen.
Moeilijk eerste jaar in Lelystad
Het was voor Amsterdammers behoorlijk wennen toen ze in Lelystad kwamen, vooral voor de huismoeders. Menigeen kreeg heimwee. Pauline Kunst-Sijmons vertelt:
Bron: Batavialand te Lelystad, Project Nederlanders – Wereldburgers, interview met Frans Sijmons en Pauline Kunst-Sijmons op 15 november 2012 te Lelystad.