Postma was gewoon een eerlijke man, een aardige man, voor iedereen, niet alleen voor de Nederlanders, maar voor de Marokkanen ook. Hij werkte in het Smedinghuis en hij was ook bestuurslid van SV Lelystad. Daarom ken ik hem heel goed, van de club. Wij hebben echt een probleem gehad toen mijn vader in 1977 kwam te overlijden. We kwamen net uit Texelstroom, dat was het eerste huis dat we hier in Lelystad hebben gekregen. We kwamen in Lelystad te wonen in Texelstroom, nummer 41. Dat was van 1974 tot 1977.
We waren net een maand of drie verhuisd naar dat huis, toen mijn vader kwam te overlijden. Mijn moeder wilde niet meer in dat huis terug. Ze wilde het huis gewoon niet meer zien. Toen zijn we naar Postma gestapt en we hebben verteld wat er gebeurd is. Toen ging hij kijken. Hij heeft verschrikkelijk hard gewerkt om mijn moeder te helpen, want zij was er helemaal kapot van. Daardoor heeft zij een huis gekregen in Oostkaap.
We mochten gaan kijken. Toen maakte hij nog een geintje. Ik was net zestien. Toen kwam er iemand uit Utrecht en die vroeg of ik bij hen ging voetballen. Ik voetbalde in Lelystad. Toen zei Postma:
“Je wilt dat ik je moeder kom helpen, dan moet jij ons helpen!”
“Waarmee kan ik dan helpen?” “Dat jij bij Lelystad blijft!” Ik zou nooit naar Utrecht gaan. Ik was nog heel jong. Dan moest ik daar naar toe in de bus om daar twee keer in de week te gaan trainen en dan ’s zaterdags voetballen. “Nou, dan doe ik niet!” Ze hebben nog reiskosten gevraagd. “Nee, dat doe ik niet!” Alleen als er een betaalde club kwam, dan doe ik het. “Okay,” zegt hij, “Jij blijft bij Lelystad?” “Ik blijf bij Lelystad!”
“Ga maar naar Oostkaap, daar kun je een huisje bekijken. Als je moeder het leuk vindt, dan is het van haar.”
Wij zijn naar Oostkaap gegaan. “Maakt mij niets uit. Als ik maar niet meer in dat huis terugkom!” Dat was voor haar een punt om daar niet meer te gaan wonen.