De ambassadeur van Marokko was hier en hij was helemaal gek van voetbal. Hij was voorzitter van de club in Marokko, één van de topclubs, zeg maar. De club in Casablanca heette WAC [Wydad Athletic Club]. Het is alsof je “Ajax” zegt in Marokko. Die ambassadeur was hier en kijkt me aan. Ik zou samen met mijn broertje Aziz naar PEC Zwolle. Wij zouden met zijn allen naar Zwolle gaan. Toen kreeg ik een telefoontje van iemand: “Iemand wilt u spreken.” Ik zeg: “Wie?” “De ambassadeur!” [Hij zegt:]
“Ik woon hier al vanaf 1976 en ben gek op voetbal. Ik ben voorzitter van Casablanca."
Of ik [naar WAC] wil[de]? "Dat is moeilijk voor mij.” Hij wou ons beiden hebben. Mijn moeder zegt: “Eentje gaat, eentje blijft!” Niet met z’n tweeën. Toen zegt hij: “Er gaat ook een Nederlandse trainer met je mee.” Ik zeg: “Wie?” “Cor van der Hart!” “Dat is geen probleem, dan wil ik wel!”
Ik belde hem op. Ik zeg: “Luister eens, Cor, dit en dat heb ik gehoord.”
“Dat klopt. Ik ga er naar toe. Ik heb jouw naam en die van je broertje genoemd, of jullie mee willen.”
Ik zeg: “Ja, mijn moeder vindt Aziz nog te jong!” Die was nog niet eens zeventien. En ik had een oudere broer in Marokko. We zouden bij hem kunnen wonen. “Nee,” zegt de voorzitter, “je krijgt een appartement. Alles is geregeld!” Nou, Zwolle afgezegd en gelijk met Cor van der Hart mee. En dat heeft tweeënhalf jaar geduurd.
Een mooie tijd. Alleen het voetbal was anders dan wat wij gewend zijn. Hier moet het van jou uitkomen, daar: je wordt gehaald, je wordt gebracht, er staat een bus voor je klaar. Hier was het van: kom maar naar de club toe. Je had daar altijd iemand die je kwam halen, want je bent nieuw. Je wordt daar helemaal begeleid, maar ook dankzij Cor van der Hart. Misschien had hij het idee dat ze nooit zouden komen of dat ze te laat zouden komen. Ze hadden gewoon een busje klaargezet voor de jongens.