Mijn vader woont al voor mijn geboorte in Europa. Hij is, geloof ik, in 1959 naar Frankrijk gegaan en heeft daar tot 1963 of 1964 gewoond. Toen is hij naar Nederland gekomen, eerst naar Bussum en in 1972 naar Lelystad. Hij woonde dus altijd in Europa. Mijn moeder wilde nooit naar Europa en zij werd daarin gesterkt door haar vader. Dat was een vrijheidsstrijder tegen de Fransen. Hij was van mening:
“Ik heb gestreden om de Fransen mijn land uit te krijgen en dan moeten mijn kinderen ze niet achterna gaan!”
En mijn moeder heeft dat overgenomen. Zij heeft dus altijd geweigerd om met mijn vader hier naar toe te komen.…
Mijn moeder en ik woonden bij mijn opa; hij was eigenlijk mijn vader. Die man was alles voor me en hij is nog steeds alles voor me. Ik kan me nog herinneren dat mijn vader met vakantie bij ons was en hij wilde mij meenemen naar Rabat, een stad tachtig kilometer verderop. Ik heb de hele straat bij elkaar geschreeuwd, want wie was die man? Ik wilde niet met hem mee, want mijn opa ging niet mee. Ik had verder een jeugd, zoals een jeugd ook hoort te zijn. Ik had alles wat ik wilde. Je moet het in die tijd zien: elke vrijdag na het middaggebed kwam mijn opa met de auto voorrijden. Mijn oma had dan al een pan eten klaar gemaakt. Zij had dat in een tas gedaan en in de auto gedaan. Dan gingen we met zijn vieren of met zijn vijven naar het strand. Als je vraagt wat de beelden van de eerste zes jaren zijn, nou, dan zijn dat de beelden waar ik aan denk: prima, lekker, rustig. Alles wat een kind nodig heeft, kreeg ik.