Toen gingen we naar Lelystad. De mannen gingen elke ochtend voor dag en dauw met de bus – de trein was er nog lang niet – en dan zat je daar de hele dag met je kindjes in het grote huis. Vanuit de beleving van Amsterdam hadden we in Lelystad een enorm groot huis met tuin. In het najaar had mijn man die tuin al vrij vlot voor elkaar. Wat natuurlijk wel zo was, je had alleen het Lelycentre en op dinsdag was er markt. Tja, hoe deed je dat met de kinderen? Je had twee fietstassen en twee tassen aan het stuur. Je klopte bij de buurvrouw aan en zei:
“Hier is de sleutel, de kleintjes slapen, ik ga boodschappen doen.”
Dan was je ook verplicht om ook voor haar de spullen mee te nemen. Je ging als een hazenwindhond op de fiets, die fietsbruggen op en af, en dan kwam je weer terug met al die boodschappen. Zo wisselde je dat met elkaar af. Ook de SRV-man kwam een paar keer in de week, maar die was heel erg duur. ’s Dinsdags ging je naar de markt, één kind voorop, één kind achterop, en al je tassen vol. Dan haalde voor zover mogelijk verse groente en fruit.
Ik ben nog eens keer een salto gemaakt. Doordat de tas met sinaasappelen tussen de spaken kwam sloeg ik helemaal over de kop. Het kind achter me werd gelanceerd en het kind in het zitje aan het stuur kon er niet uit, want daar viel ik overeen. Nou, toen heb ik echt wel tranen met tuiten gehuild en dacht:
“Waar ben ik hier aan begonnen?! En wat een zwaar leven hier in die polder en wat mis ik mijn familie. Niemand die mij helpt!”
Dat vond ik wel moeilijk en … eenzaam.
Ja, en de ellende met die buurvrouwen was, dat … dan ging je boodschappen terugbrengen en dan stond er wel een kopje thee voor je klaar. Op zich was het heel aardig bedoeld en je had elkaar ook nodig. Maar die gesprekken kwamen je op een gegeven moment ook je neus uit, al was het alleen hoe duur de andijvie vandaag weer was. Geestelijk ging je gewoon dood! Ik dacht: “Oh, daar heb je haar weer!” Je werd geleefd door die buurvrouwen, dat idee had ik. En als ik mijn kind de fles gaf en dan liepen ze gewoon door mijn tuin naar elkaar. Die twee buurvrouwen werden hartsvriendinnen en dan zei zij, als ze weer naar haar eigen tuin liep: “Oh, heeft ze het nog niet op?!” Ik denk:
“Potverdomme, op een camping heb je veel meer privacy!”
Ik vond dat echt vreselijk!