Toen ik in 1976 landdrost werd bleek dat er inmiddels al 21.000 mensen zonder enig burgerlijk bestuur in Lelystad leefden. Krankzinnig was dat! Ik heb toen in mijn entreespeech bij mijn installatie gezegd, dat ik zou proberen er zo kort mogelijk te zitten. Want die situatie kon eigenlijk niet. Daar ontstond natuurlijk veel heibel over binnen de Rijksdienst! Want mijn, toen uitgesproken, doel betekende eigenlijk het inluiden van het vertrek van de dienst. Met name de hoge jongens hadden dat heel goed in de gaten. Bovendien had Otto het zelf uitgelokt door te pleiten voor een scheiding van die twee functies, directeur Rijksdienst en landdrost.
Ik ben beëdigd door De Gaay Fortman, die was toen minister van Binnenlandse Zaken. Hij regeerde in onze gebieden als een soort Commissaris van de Koningin. Hij heeft mij toen heel uitvoerig uitgelegd dat hij van mening was dat de situatie te gek voor woorden was. Hij vond dat het anders moest, gewoner en in overeenstemming met de Gemeentewet. Hij had ook het kabinet daarvoor gewonnen.