Voorjaar/zomer 1954 komt er steeds meer baggermateriaal uit Zeeland terug en gaat de dijkbouw Oost Flevoland weer verder. Ook komen er steeds meer mensen op Lelystad wonen. Reden voor de overheid (zomer ’54?) om een echte schoolmeester aan te stellen. Alweer een afgestudeerd gewetensbezwaarde, die met circa tien leerlingen in zeven klassen in het magazijn van de EHBO-post, drie bij vier meter, les geeft. Dat valt niet mee voor meester Van Voorst. Zo van school en dan een eenmansschool runnen. Al spoedig verhuist de school naar het oude houten kamp (Lange Jammer). Dit houten kamp staat leeg omdat het nieuwe stenen kamp in gebruik is genomen voor de circa vierhonderd dijkwerkers. De bovenbouw en de onderbouw worden met een gordijn gescheiden. Meester geeft les op de scheiding. Circa twaalf kinderen, zeven groepen…
Ongeveer een jaar later is het expositiegebouw klaar (tussen hotel De Eerste Aanleg en de kantine). In één van de leegstaande zalen wordt school gehouden en ’s zondags kerkdienst. Eind 1956 wordt een echte houten school gebouwd op het middenterrein van het stenen kamp. Drie lokalen, kleuters, onderbouw en bovenbouw. Mevrouw B voor de kleuters, samen met ons buurmeisje Joke van de V. Meester Scherpel (?) voor de onderbouw en meester Mons voor de oudsten. Meester Mons kan niet zingen. En voor het uurtje zangles komt dan zijn vrouw met ons liedjes zingen uit een dun, geel boekje met vaderlandsche liederen (let op de ‘sch’).
In 1956, als de Knardijk berijdbaar is, gaan we met een bus van firma Van Manen uit Harderwijk op schoolreisje. Naar de Woudstee, in Hierden. Alle kinderen van zes tot veertien jaar. Het is in die tijd gebruikelijk dat een schoolreisje slechts één dag duurt. Maar dominee Muurling heeft zijn invloed in Den Haag laten gelden en de overheid zo ver gekregen dat we drie dagen naar het bos mogen: “Deze kinderen hebben nog nooit bomen gezien. Hun hoogste boom op het eiland is nog geen twee meter hoog. Ze moeten nodig naar de bossen.” Dominee Muurling komt wekelijks (per motorfiets) uit Heerde over de Knardijk en bezoekt de kamparbeiders. Hij is daar zeer geliefd, vanwege zijn “gewoon doen”.