Als kind van zeven, acht jaar speel ik in de bouwput van de sluis en het gemaal. Want er staat natuurlijk geen hek om de bouwput. Wat valt er nou te bewaken op een eiland, 26 km uit de kust? Doordeweeks wordt er ’s avonds nog wel eens gewerkt, maar zaterdags is het stil op de bouw. In het boekje Geschiedenis werkeiland Lelystad staat op pagina 50 een foto van mijn speelplaats. Men werkt vijf dagen van tien tot twaalf uur. Vrijdagavond naar de wal, weekeind thuis.
Ik heb in de pompkanalen gelopen die vanaf 1956 tot heden onder water zitten. Ik klim in de steigers van de rookgasschoorstenen van de Stork motoren. Ik weet nog dat je vandaar óver de grote steenbulten (voorraad van de dijkenbouw) heen kunt kijken. Ik heb lopen struinen over de bouwsteigers. Vind natuurlijk van alles dat bruikbaar is. Bouten, moeren, en ander spul. Ik neem dat mee naar huis, maar moet het weer terug brengen… Soms is een deur van een loods niet afgesloten. Spannend. Welke jongen in Nederland heeft zo’n speelplaats?
Ik heb leren schaatsen op de eerste Nederlandse natuurkunstijsbaan. Op de betonnen vloer van de sluis staat twee centimeter water dat na een nachtvorstje te beschaatsen is: 67 meter lang, 8,5 meter breed. En aan één kant een stuk bekisting van de betonnen muur als windvanger! Als in heel Nederland iedereen nog door het slootjesijs zakt, klepper ik al op mijn houtjes over het ijs. Welke jongen van zeven heeft dat?