Tijdens de bezettingsjaren was er non stop bezetting op Urk. Die Luchtwacht, hè, en dan had je regelmatig Waffenboten in de haven. Later werden er nog twee sleepboten gestationeerd, daar zaten ook Duitsers op. Dat waren wel aardige mensen, hoor. Het waren meest van die oude gasten, hè. Er waren er ook nog wel bij die naar de kerk gingen. Dominee Van Wieringen bad dan gewoon voor de koningin, haha. Maar die Duitsers die naar de kerk gingen waren geen nazi’s. Van Wieringen zei dan ook wel eens iets op z’n Duits, dat weet ik nog wel. Die was ondeugend hoor, die dominee. Later is hij naar Werkendam gegaan en daar is hij chef van de ondergrondse geweest.
Je praatte wel met die Duitsers, hoor. Het waren gewoon oudere mensen, niet van dat jonge volk. In het begin had je wel jonge mensen en die waren wel eens vervelend. Ik had er zelfs één waar ik goed mee bevriend was. Die was met een Hollandse vrouw getrouwd en woonde vlak over de grens in Duitsland. Hij sprak ook vloeiend Hollands. Karl Feldkamp. Als we elkaar tegenkwamen, praatten we vaak met elkaar. Ik dacht: ik moet hem toch eens een keer vast zien te zetten, dus ik zei:
"Hé Karl, hoe zit dat nou. Winnen jullie de oorlog of winnen jullie hem niet?"
We zaten bij Woudenberg, zaterdagsmiddags, er zat nog niet zoveel volk, met ons gat op de tafel met z’n tweetjes te krôzen (kletsen). Toen keek hij me eerst zo een tijdje aan en toen zei hij: "Nou, ik dacht het niet." Méér zei hij niet. Ik heb hem na de oorlog nog een keer gesproken, toen hij nog een keer op Urk is geweest. Hij had een jaar gevangen gezeten in Rusland. Hij was een jaar of tien ouder dan ik, denk ik. Zo’n 30, 35 jaar.
Die Duitsers van de Luchtwacht aten en sliepen in hotel Woudenberg, dat was hun kazerne. Er heeft ook nog een deel van hen in de Gereformeerde pastorie gezeten. Met die andere soldaten kwam je eigenlijk nooit aan de praat. Met Karl wel, maar die sprak ook vloeiend Hollands. Kijk, ik wist hoe zijn houding was. Hij had ook liever thuis gezeten.