Ik heb gewoon lagere school gehad. Op de Wilhelminaschool, bij juffrouw Jantjen. Ik heb bij meester Bos gezeten, die in de Torenstraat woonde. Oe jongens, meester Loosman was ons hoofd. Later zijn dat twee scholen geworden, met meneer Hetebrij en meneer Loosman. Maar weet je wat dat nou was als iemand niet mee kon komen? Daar werd niks aan gedaan. Er was ook geen tijd voor, want je had klassen van 45 kinderen, soms 50. En ik heb tot mijn veertiende op school gezeten. Je was zeven jaar als je naar school ging, tot je veertiende. Daarna heb ik een jaar als slagersjongen bij slager Bos gewerkt, maar dat vak lag me niet. Later heb ik ook nog bij Willem Blom gewerkt als slager. Ik heb van alles gedaan.
Na school waren we altijd druk met spelletjes doen. Vooral als het winter was, met een slee en al die dingen meer. Je dacht uit. Je dacht zelf je spelletjes uit, dat moest je wel. Geen televisies natuurlijk, en noem maar op. Als kind ging je wel bij het water woenen [lett: wonen, red.], pootje baden. Je speelde vaak aan de waterkant, zoals een kind nu aan het strand speelt. Kanalen maken, sloten maken en al die dingen.
In de winter was het IJsselmeer vaak bevroren. Nou, ik heb 45 jaar zondagsschool gedaan en in die periode heb ik drie keer een Kerst meegemaakt dat het wit was. De rest was stormweer en regen, dus dan zat de zee ook niet dicht. Men zegt dan wel: vroeger had je winters zat, maar dat is niet waar. Het is net als nu. Die foto’s van dat kruiende ijs komen uit 1929. En nog in 1956.