Het was natuurlijk eerst al: met de hand de was doen. En dan "hooi op en koe dood" oftwel: geen geld. En ze moesten tóch een pot voor de kinderen koken. En de haringteelt of de ansjovisteelt mislukte ook wel eens. Maar je had ook wel eens dat ze er een kapitaal mee verdienden. Dan was het weer even beter. Maar zeg maar gewoon: armoede troef, voor het gros van Urk. Ik heb die armoede niet gekend, maar mijn vrouw wel. Of zo’n vissersvrouw plezier had? Ze had haar kinderen natuurlijk, maar uitgaan was er niet bij. Nou ja, kuieren om het Top, dat was het. Er was verder niks te doen. De meesten konden wel lezen en schrijven hoor, want je had in mijn jeugd al wel verplicht school.
Vissers die naar de Noordzee gingen zaten de hele week op zee natuurlijk, net als de kotters nu. Je had dan de tijd van de haring en van de ansjovis en de kuultijd, dan zaten ze op zee en dan werd er ’s ochtends gelost en na de kost gingen ze er weer uit. Dan kwamen ze even naar huis om te eten.
Er was geen geld om te leren. Je kreeg wél wat meer in mijn jeugd dat bijvoorbeeld meester De Vries naar Zwolle ging om te leren. En Albert Kroon. Ik dacht dat ze met z’n drieën of met z’n vieren waren. Meester Kroon, Albert, was een zoon van de kapitein van de boot. Daar heb ik ook nog mee op Obadja en de knapenvereniging enzo gezeten. Je had wel veel jeugdverenigingen op Urk. En direct al zangverenigingen. In mijn jeugd had je Excelsior. Marretjen van Bons enzo, die waren ouder dan ik, die zaten er op. En het Lammelingetjen zn zuster, Marretjen de kraamverpleegster.
Meester Kroon en meester De Vries waren leeftijdsgenoten van mij, misschien een jaar of twee ouder. Die hebben toen in Zwolle geleerd voor schoolmeester. Je keek tegen ze op dat ze leren gingen. Je kreeg toch een andere verhouding. Ik ging veel met Albert om in het verenigingsleven. De Vries was ook aardig als je met hem praatte, hoor. Die heeft later ook veel voor het museum gedaan. Hij heeft de geschiedenis van Urk beschreven.