De jeugd van mijn vrouw? Mijn vrouw kwam uit een gezin van vier kinderen, een vissersgezin. Haar vader was loggergast, is van alles geweest. Ze was dertien jaar en haar zuster Jenne diende al in Scheveningen. Toen kwam er een dienst vrij en Jenne had geschreven:
"Laat onze Marrie ook gauw komen, dan kan die daarin."
Dat was in dezelfde dienst als Jenne, die vrouw had namelijk een pension. Ze was toen dertien jaar, maar ze moest zeggen dat ze veertien was. Anders werd ze niet aangenomen. En op de eerste verjaardag die ze daar vierde zei mevrouw: "Marietje, hoe oud ben je nou geworden?" Toen zei ze: "Veertien, mevrouw." En die mevrouw zei:
"Dat had ik al wel gedacht, maar je hebt je werk goed gedaan, hoor."
Zo heeft ze dus vanaf haar dertiende jaar in Scheveningen gediend, aan de zeekant. Op die manier hadden Jenne en mn vrouw het goed van de kost. Dat was op Urk niet. Al die vrouwluien (vrouwen), dat was de jeugd van Urk. De ene moest naar Hoorn, de andere naar Amsterdam. Ze moesten weg, want dan was er een opeter minder én ze verdienden nog een guldentje, voor hun eigen kleding. Dat was best een zwaar leven.
Mijn vrouw en haar zus werkten natuurlijk in een pension. Die mevrouw riep een keer ’s ochtends: "Meisjes, het is al laat, hoor!" Maar het was nog donker, ’s zomers. Die villa stond aan de boulevard. Toen zei Jenne tegen Marrie:
"Ga jij eens door de achterdeur en kijk eens hoe laat het is."
Het was vijf uur ’s ochtends. Die mevrouw wilde ze om vijf uur al aan het werk hebben. Er waren geen wasmachines enzo, dus er was werk zat. Mijn vrouw heeft daar gezeten totdat wij getrouwd zijn. Voordat we trouwden heeft ze ook nog een krap jaar bij burgemeester Keijzer gediend.