Het Gooi ontwikkelde zich sterk als villagebied; al het bouwland en de landbouwgronden werden bebouwd. Er kwam industrie bij in Hilversum en natuurlijk de druk van de omroep. Er kwam een sterke druk vanuit het Gooi, en met name vanuit Hilversum, om zodanige plannen te ontwikkelen dat het tot een absolute aantasting van de natuurgebieden zou hebben geleid.
Toen hebben wij in 1959 een noodklokvergadering gehouden in het Gooi, die heel druk bezocht werd, ook door veel autoriteiten: Commissarissen van de Koningin, gemeentebestuurders en vertegenwoordigers van de departementen. Dat was in aanwezigheid en met medewerking van de befaamde [architect W.M.] Dudok, de grote bouwmeester in het Gooi, die eigenlijk de eerste lijnen heeft uitgezet om, toen hij stadsbouwmeester van Hilversum was, tot een behoorlijke planologie voor het Gooi te komen. Het was een beetje de erfenis van Dudok die toen aan de orde was.
Ook is in die noodklokvergadering al sterk gepleit voor het naar voren halen van de volgorde van de inpoldering van de IJsselmeerpolders. Het was dus aanvankelijk het idee om eerst de Markerwaard te doen, en later Zuidelijk Flevoland. Het is pas door de druk die vanuit die grote noodklokvergadering is gehouden, en het effect dat het ook naar de politiek had, gelukt de volgorde van de inpoldering om te draaien en de voorrang te geven aan Zuidelijk Flevoland boven de Markerwaard. Overigens nooit wetende toen dat daarmee de Markerwaard eigenlijk helemaal in een verloren positie zou komen, zeer tot mijn ongenoegen overigens.
Maar goed, in ieder geval lag de urgentie voor het oude land, en zeker voor het Gooi, bij de mogelijkheden in Flevoland en de woonkernen die daar ontwikkeld zouden worden. Dat was op dat moment natuurlijk nog niet Almere, want dat was helemaal nog niet bedacht. Dat is dus mijn eerste aanknopingspunt geworden bij de actie om de verstedelijking in de IJsselmeerpolders tot stand te brengen, om die druk in het Gooi weg te nemen.