Ieder ging naar zijn eigen kerk toe. Wat wel typisch was, wij kwamen uit het noorden en de meeste katholieken kwamen uit het zuiden. Die konden niet begrijpen dat wij met die andersdenkenden zo over de weg konden. Dat was bij de Directie [van de Wieringermeer] ook al zo'n geval. Want toen de eerste verpachting ingeschreven moest worden, moesten wij een examen afleggen. Lenneberg was er bij en De Groene. Toen hadden ze op papier geschreven: als je met elkaar samen wilde werken, moest je je inschrijven voor boerderijen die naast elkaar stonden. Wij waren jonge boeren die met elkaar samen wilden werken. Bleker was gereformeerd, die woonde wel naast ons. Bleker en ik zeiden:
"We willen een boerderij naast elkaar, kunnen we samenwerken."
Op het formulier voor de verpachting had ik dat ook opgeschreven en Bleker had het ook opgeschreven en toen zegt Lenneberg tegen mij:
"Maar hoe kan dat nou? Jij bent katholiek en hij is gereformeerd.
Ik zei:
"Nou, wat maakt dat uit? We hebben thuis altijd met hervormden en gereformeerden samengewerkt. Er was in het noorden niet anders."
Dat konden ze niet begrijpen. Een zuiderling kon dat al helemaal niet begrijpen. [...] Ik kon met iedereen overweg. [Mw. Sutman: Dat waren wij altijd zo gewend. Bij ons is dat ook zo. Alle gezindten, dat werkt gewoon. Daar wordt helemaal niet naar gekeken.] De hele week werd er gewoon samengewerkt en zondags ging ieder naar zijn eigen kerk.
In 1946 was mijn vrouw zwanger. Ze was op de tuin aan het bonen plukken. [Mw. Sutman: En ik was een beetje ongemakkelijk natuurlijk. Toen kwam de dominee. Ik had één kind mee of twee, dat weet ik niet meer en hij zegt: "Moet u die bonen plukken?" Ik zeg: "Ja, waarom niet?" Hij zegt:
"Weet je wat we doen? Wij spreken af, welke bonen u moet plukken en dan gaat u naar huis en neemt u uw kind mee. En ik pluk die bonen en ik breng ze mooi bij u thuis."
En dat heeft hij gedaan. Ik heb koffie gezet en dat ging ook allemaal zo gemakkelijk. Dat was gewoon, dat hoorde er zo bij.]
Ik denk, die dominee en pastoor moesten de zaak ook opbouwen en net zo goed als wij pioniers met elkaar moesten samenwerken, moesten zij dat ook. [De eerste pastoor was op de fiets of een oude motor.] Een oude motor. Dan ging hij van Kampen uit de polder in. Op een gegeven moment kwam hij de gereformeerde of hervormde dominee tegen. Die had een lekke band. Hij zegt:
"Stap maar bij achter op de motor."
De pastoor en dominee samen op de motor. Zo ging dat vroeger hier.