Er werd sterk op elkaar gelet. Als je zondags je was ophing. Een buurvrouw zei dan altijd 's morgens:
"Buurvrouw, ik ga de was weer even ophangen."
Er was erg veel controle, want [mijn dochter] Greet kwam eens een keer thuis en zei:
"Buurvrouw zegt dat wij geen goede mensen zijn, want jij breit op zondag."
Ik breide op zondag wel eens een steekje, hè. Toen moest ik gelijk denken aan Lemmer, toen we nog wel eens naar de kerk gingen. Toen werd de dominee ook op de vingers getikt, omdat zijn vrouw op zondag zat te breien. Toen had hij gezegd:
"Ik zal tegen haar zeggen dat ze in het vervolg het gordijntje dicht doet."
Daar dacht ik ineens aan. Toen zei ik tegen Greet:
"Ga maar terug en zeg maar dat je op zondag veel beter kunt zitten breien dan over de buurt kletsen."
Dat durfde Greet niet. En de dochter van een andere [buurvrouw] daar achter, [...], zei eens tegen Greet:
"Jullie zijn rijk aan goederen, maar arm aan God."
Ik zei:
"Dat is geen kinderpraat. Dat komt van volwassen mensen."
Ja, er was wel controle, hoor. Dat ik toen een opleiding ging doen, vonden ze allemaal zo gek. De Moeder-MAVO noemden ze het in de volksmond, maar het was de MAVO voor volwassenen. Géén Moeder-MAVO. We waren al lang genoeg moeder geweest. [...]
Maar je ging niet teuten, op de koffie. Daar hield ik ook niet van. Er waren er die wat meer met elkaar omgingen. Die hadden touwtjes in de brievenbus. Daar had ik geen zin in, want als ik niks hoefde te doen en eens even zat, dan pakte ik de krant. Dan hoefde ik geen buurvrouw. Het interesseerde me niet, want je praat toch niet zo lang over jezelf, dan ga je het over een ander doen. En daar hield ik dus niet van. Ik vermaakte me zelf. Dat heb ik ook niet als een belasting ervaren hoor, die controle ook niet. Als die mensen wat zeiden, interesseerde het me niet.