Voor de jeugd was er niks. Als we wilden zwemmen, dan moesten we naar Blokzijl, maar we hadden geen fiets, dus kwamen we niet in Blokzijl. In Emmeloord hadden ze een klein stukje van de Lemstervaart afgeschut, met van dat vierkante gaas, daar kon je zwemmen. Maar als je in Marknesse woonde, dan kwam je niet in Emmeloord om te zwemmen. Overdag was het kamp in Marknesse dunbevolkt, alleen de kampbeheerder en kantinebaas, die biljartten wat. De rest van de mannen waren overdag aan het werk en de fietsenmaker was druk aan het fietsen repareren, van de arbeiders.
Er waren twee biljarten in die ene kantine en in de andere drie, dus er was altijd wel een biljartje vrij voor ons als kwajongens. Om daar op te oefenen. Dat heeft min of meer zijn vruchten afgeworpen. Op laag niveau heb ik zelfs meegedaan aan de Nederlandse kampioenschappen. Het Wilhelmus kwam eraan te pas. Ik beoefen die sport nog steeds en heb hier in de oude koeienstal een biljart staan om te trainen. Ik ben nu lid van de biljartvereniging in Emmeloord. Vroeger was er in Espel ook een biljartvereniging waar ik lid van was. Toen die opgeheven is ben ik in Creil lid geweest, totdat daar de biljartvereniging ook stopte vanwege te weinig leden.