Als 14-jarige jongen hielp Jan al mee bij de palingvisserij op het IJsselmeer.
“Dan kwamen ze thuis van de Noordzee en haalden we in de nacht van vrijdag op zaterdag de kistjes op, die ze in de ochtend hadden geplaatst. Maar dat was geen vetpot hoor. Ik heb ook wel eens een week meegevaren en aan het eind van die week kreeg ik 45 gulden omdat ze me graag wat wilden geven, maar ik wist zeker dat ze dat niet verdiend hebben met die paling.”
De inpoldering zorgde ervoor dat ondere andere de ansjovis, garnalen en haring plaats maakten voor vis als spiering, roodbaars en brasem. Jan:
“Het prijsverschil is niet heel groot, maar van zoetwatervis moet je houden. Terwijl zoutwatervissen vaak worden gegeten zoals patat met een sausje en dat vinden ze in landen als Spanje en Italië lekkerder. Voorwaarde is wel dat de vissen los worden ingevroren, want dan kunnen ze meteen worden gebakken.”
Ook de schepen veranderden, want ze moesten geschikt zijn voor de woelige baren van de Noordzee en netten kunnen voortslepen van wel 2 à 3 kilometer.
De kunst van het vissen wordt meestal van vader op zoon doorgegeven en de belangrijkste les is: vis trekt. Zo trekt tong bijvoorbeeld langs de kust van Frankrijk, via België, naar Nederland. Dus het is zaak op het juiste moment op de juiste plek te zijn. Zwemvis, zoals kabeljauw en haring, kun je vinden met een schrijver, maar platvissen als tong en schol leven op de bodem, waarvoor de bodem omgewoeld moet worden.
“Dat is juist verrijkend voor de zee. Ik zeg altijd: er is geen visnamiger zee dan de Noordzee. Er zit onuitsprekelijk veel vis in!”
Op de vraag of je op zee collega’s of concurrenten bent, heeft Jan een mooi verhaal.
“Op een dag kwamen we de UK 51 tegen en vroeg ik op kanaal 8 van de marifoon of er nog wat te vangen was. Het antwoord was dat ik maar even naar kanaal 9 moest komen. Toen ik daarop overschakelde, zei de schipper: ‘Trek maar achter mij aan.’ We hebben die dag nog nooit zoveel tong gevangen. En ook al zit je al redelijk vol, er kan altijd wat bij. Een goeie visserman is nooit tevreden.”
Toen Jan ongeveer 40 jaar was, heeft hij het schip verkocht. Geen van de 9 Koffeman-broers wilden nog zo lang van huis zijn. Jan startte daarop een vishandel, zodat hij aan wal kon blijven. Toen hij trots met zijn vrachtwagen met een afbeelding van het schip van zijn vader voor kwam rijden, zei de oude man: “Tsja, het is de 215 niet.” Toch kan zijn vader trots zijn, want met 20 betrokken medewerkers is Urker vishandel J. Koffeman BV uitgegroeid tot de grootste visverkoper op de visafslag van Urk. En gelukkig zorgt ook de volgende generatie Koffeman dat de vis niet te duur betaald wordt.
Dit verhaal is geschreven in het kader van Erfgoed pop-up's van de provincie Flevoland. Onderdeel van het programma Het Verhaal van Flevoland. Tekst en beeld: Marleen Hallie // ErfgoedinZicht.