Nou, er stond een prikkeldraadversperring omheen, wachttorens erbij, slagbomen ervoor, zo'n schildwachthuisje erbij. Die gevangenen zaten achter prikkeldraad. Ze hadden ernaast nog een grote barak gebouwd en nog een kantine voor het personeel. Je hoefde niet achter het prikkeldraad. Het kamp viel onder het Directoraat-Generaal Bijzondere Rechtspleging. De bewakers hadden een uniform aan. Het leek wel op politie, want meneer Gunnink was daar kampcommandant. Daar ben ik toen wel eens met mijn vader geweest. Gunnink kwam uit Meppel. Maar hier kamp Marknesse I ook, hè. Marknesse I is ook een gevangenenkamp geweest, niet zo lang, maar het heeft wel eventjes vol met foute mensen gezeten.
In kamp Westvaart zaten wel zo’n driehonderd man. Er waren er die werkten bij Trip Beton, ja, die werden overal tewerkgesteld. Trip Beton was een betonfabriek bij Emmeloord. Het kantoorgebouw staat er nog. Als je de Kuinreweg afkomt, dan kijk je op die woning, dat witte woninkje. Daarachter stonden de loodsen. Wat ze maakten weet ik niet. De betonconstructies voor de schuren kwamen uit Kampen. Maar dit was meer voor tegels en misschien draineerbuisjes, afvoerputjes voor riolering, en dergelijke. En daar werkten ook verschillende van die gevangenen. Of dat allemaal NSB-ers waren, dat weet ik niet. Daar hoorde je later weer verschillend over.
Net na de oorlog werd alles natuurlijk opgepakt en die werden hier in kamp Marknesse I opgesloten. Kamp Marknesse-Zuid aan de Sloefweg, daar zaten allemaal NSB-vrouwen. Dat waren allemaal hoge NSB-dames uit Den Haag. Die zaten daar opgesloten en die moesten bij Van ’t Zet op het land werken. Nou, dat was nou echt niets voor Van ’t Zet. Toen pleegden ze daar nog veel tuinbouw - later werd het meer landbouw - om de kampen van groenten te voorzien. Die vrouwen waren daarmee bezig; bonen punten enzovoort. Van ’t Zet vond het lastig. Die was dat ook niet gewend. Kijk, dat moet je ook gewend zijn: met gevangenen omgaan en zeker Van ’t Zet met gevangen dames! Ik heb wel eens gehoord, toen hij in het ziekenhuis lag, wou hij nog niet door een verpleegster geholpen worden. Toen moest er een broeder aan te pas komen. Kijk, zo’n man moet je niet veertig, vijftig dames opschepen. Daar weet hij zich geen raad mee!