Ja, we zijn ook Nederlanders. Ik ben een Nederlander als ik in Suriname ben. Dat merken ze aan alles wat ik doe: aan mijn praten, aan mijn lopen, aan mijn zakelijke manier van dingen aanpakken, dan ben je gewoon een Nederlander. Zij zeggen:
“Je moet een beetje rustig aan doen! En wat vandaag niet kan, dat kan morgen!”
Maar ja, ik wil het gewoon vandaag hebben! Ik heb de taal [Sranantongo] nooit echt goed kunnen spreken. Ik werd altijd uitgelachen om mijn Surinaamse uitspraak. Ik heb het nooit goed kunnen spreken. Het is heel raar: in je opvoeding krijg je te horen:
“Je moet Nederlands praten, want als je Sranantongo praat, dan kom je niet goed mee op school. Dus je moet Nederlands praten!”
Dus we hebben thuis altijd Nederlands gesproken. Mijn broers konden het veel beter, want die zaten altijd in groepjes op straat en ik zat altijd in mijn boeken. Ik heb het nooit zo goed kunnen spreken en werd altijd uitgelachen, nu nog!
Maar waarin het zich ook uit: mensen zien het gelijk aan je, je loopt wat sneller en dat soort dingen. En op de markt … je hebt wel dezelfde kleur, maar als je op de markt komt, dan gaat de prijs meteen omhoog! Dan is het niet zo van:
“Oh, dit bosje mango’s kost zoveel, nee, jij komt uit Nederland, dus voor jou is het veel duurder!”
Je moet echt gaan onderhandelen!
[Als ik in Suriname ben] is het voor mij geen vakantie, het is voor mijn geen werk, ik vind dat ik thuis ben. Surinamers zeggen: “Pe e kumbatitei beri!” (“Waar je navelstreng begraven is, daar ben je thuis!”). Daar is mijn navelstreng begraven, dus daar voel ik me thuis. Ik voel me thuis in Suriname. Ik ben daar geboren, dit land heeft me het leven gegeven, dus ik wil iets terug doen aan het land wat mij het leven heeft gegeven. Vandaar dat ik in die duurzame projecten stap en dingen doe.