We hadden op een gegeven moment ongeveer 20.000 inschrijvingen voor Almere uit Amsterdam en uit het Westen. Dat was gigantisch. Wij hebben daar ook flink in gesaneerd. Wij hebben toen de criteria wat aangescherpt, want maandelijks kwamen er bijna duizend inschrijvingen bij en dat op een gegeven moment gewoon niet meer te runnen, qua administratie en qua toewijzing. [...] Toen zijn er nog wat mensen afgevallen en die hebben ook een brief gehad dat ze niet meer in aanmerking kwamen. Wij hebben op zich geen huisbezoeken gedaan in die zin dat Amsterdam inderdaad een beetje de urgentie bepaalde, in ieder geval van de mensen die stadsvernieuwingsurgent waren. De anderen niet, die moesten gewoon voldoen aan de criteria van wachttijd en zo en gezinsgrootte.
Wij hadden wel een afdeling Woonmaatschappelijk Werk. Ik was ook hoofd van deze afdeling en die deed wel huisbezoeken. Maar dat was om de urgentie te bepalen van mensen die echt in hele moeilijke omstandigheden zaten, bijvoorbeeld met vijf kinderen op een tweekamerwoning of onevenredig veel last van de buurt. Dat soort zaken, daar gingen we wel op huisbezoek. Dus, wij hebben geen mensen afgewezen, maar we hebben wel eens urgentie afgewezen, omdat er wel eens mensen waren die er misbruik van probeerden te maken of mensen die een ander huishouden hadden dan wat ze hadden aangegeven. Daar kwamen we dan achter bij zo’n huisbezoek, maar goed, wij hebben nooit een bepaalde selectie toegepast op de mensen die in Almere kwamen wonen.