En toen is mijn vader in 1971 met het bedrijf van Leiden hier naar toe verhuisd. We wisten niets van Lelystad of Leiden. Mijn opa leefde nog. Hij had ons onder zijn hoede. Dat was altijd zo. Tot mijn zevende jaar dacht ik dat hij mijn vader was, totdat ik een keer op school mijn vader moest halen. “Dan neem je toch je vader mee?” “Dat ben jij toch?” Hij zegt: “Nee, ik ben jouw opa!” Toen kwam ik er achter dat hij mijn opa was. Mijn vader was heel jong. En mijn moeder ook. Mijn opa was voor mij echt de vader. …
Mijn vader was een jaar of vijf alleen hier [in Nederland]. Hij kwam alleen tussendoor. Om de zes maanden kwam hij een week, twee of drie. Dat was niet lang. Hij moest ook zijn vader en moeder bezoeken. In 1974 kwam mijn opa te overlijden. Toen heeft hij gezegd: “Of jullie komen hier naar toe of ik kom terug!” We hebben gezegd:
“Op één voorwaarde: als mijn oma meegaat, gaan wij mee, als mijn oma niet meegaat, gaan wij niet mee!”
Uiteindelijk hebben ze ermee ingestemd dat mijn oma meeging. “Okay, dan gaan wij ook mee!” Hij wou daar niet meer alleen zijn. “Vier, vijf jaar is te veel!”
Hij kon nog terug naar zijn werk in Marokko. Hij had een hele leuke baan. Ik moet eerlijk zeggen: wij hebben het nooit slecht gehad in Marokko. Een mooie baan, een mooie auto, een mooi huis voor mijn opa, eigenlijk…. Als mijn oma echt niet was meegegaan, was hij gewoon terug gegaan naar zijn oude baan [in Marokko], want hij werkte eigenlijk nog steeds voor Unilever. Alleen het adres was anders.