Naar Mien Ruys, daar ging ik ook veel naar toe. [...] [D]aar ging ik veel heen, in Dedemsvaart. [...] Ja, ik heb met haar gesproken. [...] En ik heb haar geschreven over de begraafplaats in Nagele. Die is ook door Mien Ruys ontworpen hè. […]. Ja, toen hij geopend werd, officieel, toen is de berceau aangelegd. Toen was hij helemaal klaar. Want vroeger, toen ik bij de Landelijke Tuinstichting was, toen was ik de enige in de polder die er bij was. En dan kwamen de mensen wel eens naar mijn tuin kijken en dan zeiden ze wel: "Waar is die begraafplaats toch?" Ik denk: "Begraafplaats?" Toen wist ik dat nog helemaal niet dat dat een beetje ontworpen was door Mien Ruys, maar het is nooit afgekomen. [...]
Ik lees dat een beetje. Maar ja, toen dacht ik de volgende dag: "Ik ga eens kijken." En ik dacht: "Jeetje, wat een toestand hier". Ze hebben daar een berceau gemaakt van boogjes, van rozen, maar die waren allemaal verroest en achter een hokje lagen die. Nou, ik vond het er bij liggen, ik dacht: "Hier stuur ik die mensen niet meer naar toe."
Nou hebben ze de laatste vijf jaar een Groen Brigade in Nagele en nu is het helemaal met subsidie gewoon klaargemaakt, die tuin van Mien Ruys en die ligt er prachtig bij. En de berceau is vorig jaar gemaakt en nu hebben ze er ook een heel mooi bord bij de begraafplaats met de erkenning van Mien Ruys. […] En nu geef ik het weer door aan de Landelijke Tuinstichting.