Wij zitten hier op grond dat vroeger Schokland is geweest. Want Schokland is veel groter geweest. De Noordpunt, Schokland, het was nog wel, anderhalve kilometer ongeveer zat er nog. Dat was nog Schokland. […] . Ja, dat is 1600 – 1700, in die tijd is dat allemaal gepasseerd. En dat kwam, je had het IJsselmeer of eigenlijk heette het vroeger de Zuiderzee. Elk najaar ging de vegetatie, het wier dat op de grond zat, dat ging los. En van de westenwind uit spoelde het tegen de westkant van Schokland. Dus dan kreeg je hier, ja dat rottende wier en dat werd een soort torenprofiel. Zo noemde ik het. Want hier, op de grond, als je dat monsterde, dan vond je het ene moment, dan zat er kleilaag van 30, maar twee, drie meter verder kon het wel 50 wezen of een meter, de klei. Maar dat kwam omdat die vegetatie, die ging dan tegen Schokland aan. En, nou ja, en later kwam er zand en alles overheen.
En wat deden die Schokkers? Die gingen daar dan zo’n stuk met wier en prut en zo en alles, dan gingen ze net eender als vroeger de boeren in de wadden deden, die maakten daar een dijkje van. En die dijken, dat groeide en kwam je een jaar verderop, dan had je weer een paar honderd meter en werd er weer een dijkje gelegd. Dus die waren aan landwinning aan het doen. Maar toen heb je, ja ik denk dat het de St. Elizabethsvloed geweest is, en toen is alles overspoeld. Toen is die hele veenkluit als het ware, die voor op die punt van Schokland zat, die is weggespoeld. Maar uiteindelijk het begin, die dijken die gemaakt waren, die lagen nog in die kleilaag. Een jaar of wat hebben we er op geboerd. Maar ja, die dijken bleven liggen, want daar zat geen veen onder.