Emmeloord leefde in de late Middeleeuwen van de regionale vrachtvaart. Op de rede van het dorp werden vee, boter en turf overgeslagen in kleine vrachtschepen, die ‘kagen’ werden genoemd. Vervolgens voeren de Emmeloorders naar allerlei Zuiderzeehavens om hun koopwaar te slijten.
In de 15de eeuw werd de visserij steeds belangrijker voor de bewoners van Schokland. De Schokkers visten op haring, bot, schelvis, schot, tong en kabeljauw. Rond 1800 hadden zij één van de grootste vissersvloten van de Zuiderzee. Sommige Emmeloorders visten zelfs op de Noordzee. Na de Franse tijd raakte de Nederlandse economie echter in het slop. Onder de verarmde Nederlandse bevolking nam de vraag naar vis af. Veel Schokker vissers hadden grote schulden bij timmerlieden, touwslagers en smeden. Ze waren niet in staat hun verouderde vissersvloot te moderniseren.