De plantengroei werd dus min of meer door de dienst aangevoerd. Dat was ten dele wel spontaan, maar om de bodem zo snel mogelijk ten kunnen ontwateren hè, dat is het water plus het zout dat eventueel nog in de zeebodem zit, om dat er uit te kunnen halen, te verdringen en te verdampen, werd er dus riet gezaaid. Daar zijn wel mooie foto’s van, een vliegtuigje met een pluim van rietzaad dat je er achter aan ziet vliegen. Dat was de opzet, om er riet te laten ontwikkelen dat dus vocht nodig heeft en het grondwaterpeil naar beneden krijgt. Dus de bodem gaat ontwateren en dan komt er dus lucht in de bodem en dan wordt die steviger. Daar buiten komen, ja, als je alleen al kijkt naar de dijk van Oostelijk Flevoland, allemaal die wilgenmatten, griendmatten tegen de dijk aan die de dijk beschermen tegen afslag. Dat zijn wilgen. En die wilgen, die zijn erg gewillig wat de groei betreft. Dan krijg je dus aan de randen bloeiende wilgentakken, griend. Die zaaien dus ook al die wilgen in de polder. Maar verder, ja, riet en wilgen hebben we.
Ja, [moerasandijve] kom je ook wel tegen. Maar voor de rest onkruiden hè. Toen wij dus in Oostelijk Flevoland begonnen, als je de Hoge Vaart over komt, richting het huidige Dronten, dan was het één grote vlakte met roodbeen. Hele vlaktes waren rood van de roodbeen, ja. En er was wel hoefblad, maar het voornaamste was die ik net noemde: riet, wilgen en roodbeen. Maar er zaten genoeg andere tussen, maar die vallen niet op.