Nou, als je toen van Ramspol de polder inkeek, of inkwam, van de dijk, dan zag je een vlakte. Want de grond is daar nogal zand. Dus zover ik keek, was het niks en dan ging het in de verte over in riet en moerasandijvie en meer van die rommel. Dat was er al. Iedereen praat over Emmeloord, maar dat was er nog helemaal niet, dat was dorp A. Marknesse was dorp B op de kaart, dus voor de rest was er niks. Dus je keek van de dijk zo de vlakte in, er was niks. Dus je moet je voorstellen, alles wat er nu is, was er niet.
Begin ’42 ben ik met een man of wat, toen was het geloof ik zondag of zoiets, door de prut en bagger naar Schokland gelopen. Een kabel lag er, van Ramspol, die kon je hier en daar zien. Die liep naar Schokland. Daar liepen we langs, als reddingsboei. Als er wat gebeurde, dan kon je je vasthouden aan die kabel. Maar goed, we zijn toen in Schokland terecht gekomen. Er was niks, alles was leeg, er woonde niemand. Ik kan me nog herinneren dat een van die jongens de klok uit de toren haalde. Die is later weggeraakt, maar die schijnt weer boven water gekomen te zijn.
We liepen Schokland langs naar de Zuidpunt. Daar lag een kuil in de grond met allemaal botten. Dat was niks hè. Toen hebben we het maar gelaten zoals het was en toen zijn we later via diezelfde kabel teruggegaan. Maar in die kerk of in dat huisje dat er toen stond, hing een telefoon. Wij wisten ook niet waar die kabel voor bedoeld was. Dus een van die jongens pakt die oude telefoonhaak en begint aan dat ding te draaien. Wat krijgt ie? Telefoon uit Kampen. Hoe is het mogelijk hè, dus hij krijgt telefonisch contact met Kampen.