Goed, je werkte toen negen uur per dag, ’s zaterdags ook een uur of vijf. Dus de werkweek was heel gewoon vijftig uur. Nou was er brood, elke dag kreeg je een kuchie met weinig of niks er op. En nou ja, zo gingen die maanden door. Wij kwamen wel, nou ja, we gingen daar al gravende door, natuurlijk wel verder de polder in. Het ging niet zo hard, mechanisatie was er niet hè. Het was allemaal die zweetlepel en voor de rest was er ook niks. En dus hebben we toen, de weg naar Ens was er een beetje, ik kan het me nog goed herinneren, met een ander ploegje een rails gelegd naar Schokland, want het kamp Schokland moest opgebouwd worden. Dus met een lorrie hebben we vanaf waar nu Ens ligt, houten deuren en al die rommel, het hele kampmateriaal met die smalspoorweg naar Schokland gebracht en terug, om dat kamp Schokland te maken. Nou, zo ging dat allemaal.
Je had niks anders dan die ‘zweetlepel’
1 geïnteresseerde
Rocus van de Griend meldde zich eind 1941 bij kamp Ramspol om in de polder te gaan werken. De eerste maanden moest hij, behalve greppels graven, ’s avonds ook nog zijn eigen aardappels schillen.
Bron: Landschapsbeheer Flevoland. Interview met de heer Rocus van de Griend door Anneke van Zwoll, 22 april 2011.