Het werk van mijn vader, was net als bij iedereen in die tijd, hard werken en weinig verdienen. Ik weet nog dat mijn vader bij de winterdag 43 gulden in de week verdiende. Daar moest ons hele gezinnetje van rondkomen. In het begin was het puur handwerk. Je had geluk als je met paard mocht werken of met een tractor.
Mijn vader heeft dat werk bij de Directie drie jaar gedaan, daarna werkte hij één jaar voor de NAK [Nederlandse Aardappel Keuringsdienst] en is daarna voor eigen rekening pootaardappelen gaan telen. Het eerste jaar [1951] huurde hij zeven en een halve hectare van de overheid. Die aardappel is ons altijd na aan het hart gebleven. Wij hebben tot dit jaar [2008], nog altijd land bijgehuurd om pootaardappelen te telen.
In het begin had mijn vader zeven en een halve hectare aardappelen en waren er ook zeven en een halve man personeel in dienst, los weliswaar, om het werk rond te zetten. Alles ging met de hand. We gingen met de hand aardappels poten, met de hand aardappels rooien, na het lichten. Met de hand aardappels rapen in kistjes en dan de kistjes leeggooien in kuilen. Alles met de hand. Sorteren was ook handwerk. Een elektromotor om de sorteermachine aan te drijven was er nog niet. Ik mocht die eerste jaren de sorteermachine draaien.