We hadden ook een hond. De meesten hadden een hond en die honden mochten nog vrij rondlopen, hoewel niet onbeperkt. We hielden er wel rekening mee. En die kwam dan een keer een haas netjes thuisbrengen, bij de keukendeur. Op het zelfde moment rijdt de jachtopziener het erf op en mijn vrouw, die zag dat al helemaal verkeerd voor zich en die dacht: "O jee, hij heeft die hond gezien en dat mag niet." Maar die jachtopziener die belde aan en die kwam verder, want we kenden elkaar wel goed. Hij kon bijna gelijk doorlopen. Hij zei: "Nou zeg, ik heb nog wat lekkers voor je. Ik heb nog een haas voor je." Dus ze wisten allemaal dat er hazen in overvloed waren toen. Die hadden het best naar hun zin. En er waren toen ook patrijzen en fazanten. Daar sneuvelden er ook wel eens een paar van. Maar, ja, de ontwikkeling gaat verder, door de vossen. Nou, en die vossen zeggen: "Hij fijn, dankjewel, ik heb een lekker boutje aan de patrijs en aan de fazant." Dus die zijn er nu wat minder. Soms is de vos al een plaag aan het worden. Ja, dat is het beest natuurlijk niet kwalijk te nemen. De vos mist natuurlijke vijanden.
Bron: Landschapsbeheer Flevoland, interview met de heer Johannes Olieman door Carine Nieuwenhuis, 21 maart 2011.