Flevoland en de Europese Steunfondsen

Flevoland heeft enorm geprofiteerd van de Europese Steunfondsen. Pieter Loos, die van 1986 tot 1998 lid was van het college van Gedeputeerde Staten, legt uit hoe Flevoland die fondsen wist binnen te halen:

Gedeputeerde Pieter Loos metselt een gedenksteen in de 2.500ste woning van project Sluisblok in Almere-Haven, mei 1987

Gedeputeerde Pieter Loos metselt een gedenksteen in de 2.500ste woning van project Sluisblok in Almere-Haven, mei 1987 (foto: D. Huizinga).

Alle rechten voorbehouden

Nou ja, wij hebben natuurlijk ontzettend geprofiteerd van het feit – en als de provincie niet was ingesteld, was dat nooit gebeurd – dat op een gegeven moment het statistisch bureau van de Europese Unie ontdekte dat één van de gebieden die officieel bij hen geregistreerd was, arm was: Flevoland. Waarom waren wij arm? Omdat de meeste werknemers, vooral degenen in Almere en Lelystad, werken in Amsterdam. Dus het inkomen werd daar bij opgeteld. Wij waren arm! We hebben daardoor dus wel geld gekregen.

Han Lammers en ik werden ontvangen bij de minister van Economische Zaken: “Willen jullie Europese steun hebben?” “Ja,”, zeiden wij. “Kunnen jullie een goed plan maken?” “Ja”. “Kunnen jullie een goed plan maken waar andere provincies ook baat bij hebben?” “Ja”, zeiden we, “we liggen in het centrum van het land dus als het goed gaat, gaat het overal goed.” Toen vroeg ze nog of we genoeg cofinanciering zouden hebben, want dat moest van Europa. Toen zeiden wij: “Dat kunnen wij niet, daar moet het Rijk voor zorgen.” Nou, dat is wel gebeurd. Dat is heel goed voor Flevoland geweest.

Op een gegeven moment leek het er op alsof de provincie Flevoland toch weer opgeheven zou worden. Dat was in ’95. Waarop minister Kooijmans – kort minister van Buitenlandse Zaken – zei:

“Ik kan overal voor zijn, maar ik heb nu net zo mijn best gedaan als minister van Buitenlandse Zaken om steun voor Flevoland te krijgen.”

En toen ging het niet door.

Bron: Batavialand te Lelystad, Project Provinciewording, Interview met P. Loos, 26 april 2010.

Alle rechten voorbehouden