Wij kwamen in Emmeloord in 1949 en toen waren er niet zo heel veel kantoren. Alleen de banken en wat landbouwkantoren waren actief. We hadden een toen nog Amsterdamse bank, een Rotterdamse bank, een Middenstandsbank en twee Boerenleenbanken. De Boerenleenbank GA, dat was de katholieke bank, en de Boerenleenbank WA, daar was alles wat niet katholiek was lid van. De Utrechtse bank en de Eindhovense bank. Verder had je nog een landbouwboekhoudbureau, je had nog de Keuringsdienst, en dat was het ongeveer wel.
Maar toen kwam ik van school af en stuurde mijn vader mij naar de boer. Ik had een baan en ik kon werken en ik verdiende geloof ik wel een tientje in de week en ik had dus niet zo heel erg een andere baan nodig. Maar dit kwam vanzelf, want mijn vader ging al die kantoormensen langs die daar baas waren en zei: "Ik heb nog een jongen thuis, die komt van school af, en die zoekt nog een baantje op kantoor." Dan wisten ze dus dat ik er was. Toen was het oktober in datzelfde jaar dat ik examen had gedaan.Meneer Van der Linde, dat was toen de kassier van de Boerenleenbank WA, kwam bij ons thuis en zei: "Onze jongste bediende die we nu hebben, moet in militaire dienst." En ik mocht daar komen als jongste bediende.
Dat gebouw stond aan de Distelstraat, waar nu het gemeentehuis staat. Dat was zo’n straatje dichtbij de Espelervaart en daar stond de Rotterdamse bank, de Boerenleenbank en daar was ook het gebouw van de Keuringsdienst, en ook het gebouw van het landbouwboekhoudbureau. Allemaal houten gebouwen waren dat. Dat is later allemaal afgebroken. Daar ben ik dus begonnen. Eerst prullenbakken legen…