Dan hadden ze vis gelost in IJmuiden en dan kwamen ze naar Urk toe varen. Ze gingen weg van Urk via de Afsluitdijk. En ’s vrijdags kwamen ze dan thuis, van IJmuiden af.
Maar toen brak er een tijd aan dat ze de vis in Enkhuizen brachten en die ging op een vrachtwagen naar IJmuiden toe. De bemanning moest dan om de beurt mee met de vis naar IJmuiden. Dan kwamen ze weer terug met de auto naar Enkhuizen en dan met de boot naar Urk toe. Dat weten wij nog erg goed, want daar was mijn man ook altijd bij toen we verkering hadden. Die mannen waren dan best wel erg lôve [moe]. Zaterdagsmiddags pas thuis met de boot en dan moesten ze zondagsavonds alweer vroeg weg. Dan zag je elkaar niet zoveel hoor. Dan kon je wel een paar jaar verkering hebben.
Toen die kotters te groot werden, konden ze niet meer door de sluis van Kornwerd. Toen brak de tijd aan dat de kotters in het weekend niet meer naar Urk kwamen. De visgronden waren ook een reden. Die waren steeds verder weg, naar Duitsland toe. Denemarken. De bemanning kwam dan wel met auto’s naar huis toe. Daarna kreeg Urk zelf een Noordzeevisafslag. Toen losten ze wél weer op Urk. Wie op Urk kon komen dan. De rest van de kotters bracht de vis met de vrachtauto. Dan losten ze in Lauwersoog en dan kwamen ze met de auto naar Urk. Dat is nu nog steeds zo.