Ik werkte met vreemden, ja. Dat ging wel goed, hoor. We hadden in de ploeg twee Kampers en twee uit Wilsum. Die lagen hier in een keet, die keet stond op de dijk, op de drie kilometer en die waren daar in de kost. Zaterdagsmiddags om één uur gingen ze naar huis en dan kwamen ze ’s maandags terug. Dat waren wel leuke kerels, hoor.
Je had de rijstwerkers, de Werkendammers. Zodoende is Jannes Koman op Urk gekomen en Driek van den Heuvel. Die hebben toen een Urker vriendinnetje gekregen. Jannes stond laatst in de krant met zijn vijfde geslacht.
Om de veertien dagen mochten die jongens naar huis toe, dus dan zaten ze om het weekend wel op Urk. Ze gingen allemaal naar de kerk, het waren allemaal kerkelijke mensen. Ook de steenzetters, hoofdzakelijk uit Sliedrecht, waren ook allemaal kerkelijk.
Er was natuurlijk ook wel eens trammelant. Zaterdagsavonds bij Roelof Kroon, bij Roelof van Siebe. O ja, ik ben nog discjockey geweest bij hotel Woudenberg! Platen draaien zaterdagsavonds. Dan had je die versjes van ‘Aan de muur van ’t oude kerkhof’ en ‘Jantje was een kleine kleuter’. En daar liep Schenk ook, die kon zo mooi zingen. Woudenberg zat dan hélemaal vol hoor, werkelijk waar, met vreemden en een paar Urkers. De bemanningen van de kranen zaten daar dan ook, want die mochten ook maar om de veertien dagen naar huis toe. Daar moest altijd een wachtsman aan boord blijven. Ja, dan was het feest, hoor. Ik kreeg dan soms nog aardig fooitjes. Er waren geen meisjes bij, alleen jongens. Een meid kwám niet in een café! Oe, als die in een café kwamen… Sociale controle, haha.