Burgemeester Van Suchtelen heb ik niet gekend, dat was voor mijn tijd. Dat was uit de jeugd van mijn vader. Ik heb hem één keer gezien, toen was hij op Urk bij Albert van Urk en Christien. En ik weet het nog precies. Toen kwam ouwe Kiele Jaap, Loosman heet die, en toen zegt de burgemeester, ik hoor het hem nog zó zeggen met die stem:
"Zo Kiele Jaap, leef jij ook nog?" "Zoals je ziet, burgemeester!"
Die hadden hem wát getreiterd. Ze hadden hem wel eens in een net gehad en boven de haven gehouden! Die burgemeester was zo hol, als ze hem plaagden ging hij achter ze aan. En die jongens waren rad natuurlijk, maar hij óók. Op een keer sprong hij over het hek van Tuus heen, waar die toonderij was, bij de Bethelkerk, en toen bleef hij er met zijn jas achter haken en daar hing hij. En hij kon ook niet bij de grond komen.
Burgemeester Van Suchtelen. Jonkheer Van Suchtelen van de Haare. Hij is geloof ik ook adjudant van prins Hendrik geweest. Die burgemeester heeft ontzettend veel gedaan voor Urk, hoor. Hij is begonnen met de riolering in de Torenstraat. Een goeie straat erin, zodat de graften weggingen. Dat was de oude riolering, die werd zo in de straat uitgegraven: een grafte. Ook heeft hij ervoor gezorgd dat je een bon kreeg als je er viskoppen ingooide en zo, want daardoor kreeg je die tyfus ook geregeld. Dan zaten kinderen bij die grafte te spelen. Ja kind, je leeft nu in het paradijs, hoor!