Ik haalde mijn drank bij Bekebrede. Ik heb er nog een keer een prijs gewonnen bij een of andere actie, de eerste, enige en laatste keer dat ik ooit wat gewonnen heb: tweehonderdvijftig gulden, te besteden bij Bekebrede! Daar heb ik toen whisky voor gekocht. Het heeft hier jaren in de kelder gestaan. Maar goed, toen mij werd gevraagd een stukje te maken over ’t Voorhuys.
Meneer Wieringa en ´t Voorhuys. ´t Voorhuys was eigenlijk de enige tent waar je terecht kon. Ik herinner me wel dat ik ’s avonds in het pension waar ik was om half negen nog een kopje koffie kreeg en dan ging de keuken dicht en kon je niets meer krijgen. Dat pension werd geëxploiteerd door de heer en mevrouw Eshuis. Eén keer in de maand moest je je kostgeld betalen, of hoe het ook moge heten. Zij verzorgde de keuken en hij zat dan in de voorkamer beneden. En dan moesten je om de beurt (wij waren daar met een man of vier, vijf in de kost, allemaal mensen bij het onderwijs) contant bij hem neertellen en dan kreeg je een sigaar. Dat waren mooie tijden.
Maar dan zat je ’s avonds op die kamer en dan dacht je:
"Goh, weet je wat, ik ga naar ’t Voorhuys, hoor."
Daar zaten altijd wel een paar collega’s of andere mensen die je wel kende en de oude Wieringa, dat was een gezellige vent. Als hij om elf uur de tent dichtdeed, zei hij:
"Och, blijf maar gezellig zitten, de rest is op mijn rekening!"
Gezellig!