Karakteristieke verkavelingen in onze polders

Een basiseenheid in landbouwgebieden in polders wordt gevormd door de afmetingen van de kavels. In feite kan daaraan min of meer direct herkend worden wat voor soort polder het is.

 Luchtfoto van een oude kleipolder

Luchtfoto van een oude kleipolder (foto Bart Schultz)

Alle rechten voorbehouden

Zo hebben veenpolders doorgaans smalle kavels met daarin greppels, die van elkaar gescheiden zijn door sloten en verzamelsloten. Kleipolders hebben vaak veel grotere kavels met daarin ondergrondse drainage. Hierbij is er vaak een duidelijk verschil tussen oudere kleipolders met een onregelmatige verkaveling en de droogmakerijen met een zeer regelmatige verkaveling. Aan deze verkaveling kan vaak ook grofweg de periode van droogmaking worden ontleend, want naarmate de droogmaking van recentere datum is zijn de kavels vaak groter. Zo hebben de kavels in de meest recente droogmakerij, Zuidelijk Flevoland in principe afmetingen van 1.000 bij 1.500 meter, met aan lange zijden kavelsloten en langs de korte zijden aan de éne kant een tocht en aan de andere kant een weg. Daarnaast zijn er ook rivierpolders, wat meestal kleipolders zijn, met een kenmerkende verkaveling.

Vooral in de latere droogmakerijen zijn de kavelafmetingen niet alleen gebaseerd geweest op de bodem en het waterbeheer, maar ook op optimalisatie in de kosten van de ontginning en de daarop volgende landbouwkundige exploitatie. In de landbouw heeft in de vorige eeuw een enorme schaalvergroting plaatsgevonden, die in feite nog steeds doorgaat. Zo zijn in de Wieringermeer de gronden aan de boeren verpacht in eenheden van 10 of 20 hectare. In Zuidelijk Flevoland bedroegen de eenheden 40 of 50 hectare.

In de oudere kleipolders zijn de kavels niet altijd even breed. Oorspronkelijk werden de afmetingen bepaald door de ontwatering via sloten. Sinds het midden van de 19e eeuw is in toenemende mate ondergrondse drainage toegepast waarbij toen verschillende sloten zijn gedempt.

De oorspronkelijke verkaveling in de polders is vaak jarenlang onveranderd gebleven. Vooral na de Tweede Wereldoorlog is daar verandering in gekomen. Dit kwam enerzijds door de ruilverkavelingen die op grote schaal in de landelijke gebieden van Nederland zijn gerealiseerd. Anderzijds werd dit veroorzaakt door de enorme verstedelijking die in vele polders heeft plaatsgevonden. Wel kunnen in sommige gevallen elementen, of onderdelen van de oorspronkelijke landelijke verkaveling nog in het stedelijke patroon worden herkend.

In het huidige decennium wil men in ons land een miljoen woningen met de daarbij behorende infrastructuur en voorzieningen realiseren. Ruwweg 70% hiervan zou in de polders moeten komen. Hierdoor zal vanzelfsprekend wederom een aanzienlijk deel van de oorspronkelijke verkavelingen verdwijnen, en zal van betekenende veranderingen in het waterbeheer sprake zijn. Deze veranderingen worden enerzijds veroorzaakt door de eisen waaraan het waterbeheer in de nieuwbouwwijken moet voldoen, door de versnelde afvoer vanuit de nieuwbouwwijken in de poldergebieden en door de invloed van klimaatverandering op de extreme neerslagen.

Het zal vooral op het bordje van de waterschappen liggen om ervoor zorg te dragen dat bij de aanpassingen, die lokaal doorgaans in opdracht van de gemeenten worden gerealiseerd, naar behoren rekening wordt gehouden met het belang van een goed waterbeheer onder de veranderende omstandigheden. De tijd zal moeten uitwijzen of dit inderdaad naar behoren het geval zal zijn.

Alle rechten voorbehouden

Media